Hoe ontwikkelen we een nieuw appelras?

Hoe ontwikkelen we een nieuw appelras?

Wist je dat de ontwikkeling van een commercieel appelras tot 21 jaar kan duren? Er moeten namelijk heel wat generaties passeren voordat we het perfecte ras vinden. Hierbij spelen zowel de looks, de smaak, de bewaring als resistentie en gevoeligheid voor ziektes een grote rol. En misschien nog het allerbelangrijkst: er moet vraag naar zijn.

Veredelaars werken met een steeds evoluerende collectie ouderrassen. Hiervan worden jaarlijks 40 verschillende combinaties gekozen van 2 ouders. Verschillende factoren zijn belangrijk om deze combinaties te bepalen. Er komen ook elk jaar nieuwe rassen bij waarmee gecombineerd kan worden. 20.000 bloemen worden handmatig bestoven, 35.000 pitten worden verzameld. Elke pit van dezelfde appel geeft een ander appelras. Je kan dit vergelijken met je eigen broers of zussen die ook niet identiek zijn aan jou.

Uit het uitplanten van deze pitten komen 35.000 zaailingen voort want niet alle pitten komen uit.

Zaailigen zijn kleine plantjes waarvan alleen de sterkste 12.000 verder mogen. Van de sterkste knippen we een takje om op een onderstam te plaatsen of te enten. Dit om ze regelmatig te laten uitgroeien. Er worden dan 11.000 enten verkregen waaruit dan 10.000 rassen komen, 1 boom per ras.

Dan geselecteren we op uitzicht, smaak bij pluk en smaak na bewaring. Er moeten dus heel veel appels gegeten worden. ;)

Een nieuw appelras op de markt brengen, kost erg veel energie, tijd en geld. En zeker niet elk jaar lukt het om een commercieel ras te veredelen. Het zijn de veredelingsbedrijven die dit werk verrichten. Bijvoorbeeld de Kanzi – een kruising tussen de Gala en de Braeburn – is in 1992 in het Belgische Rillaar veredelt door Better3Fruit. Ook in het buitenland zijn er gelijkaardige bedrijven.

De veredelingsbedrijven zijn dan ook tijdelijk eigenaar van het ras dat ze veredelen gedurende 35 jaar. Ze kunnen dit recht dan onder licentie aan telers verkopen. Na 35 jaar zijn deze rassen vrij in de markt en kan iedereen (wereldwijd) dit planten en verkopen. Voorbeelden van zo’n vrije rassen zijn Jonagold, Gala, Golden, Elstar en Granny Smith dewelke allemaal terug te vinden zijn in onze fruitmanden. Het nadeel van deze vrije rassen is dat de veredelaar de afzethoeveelheid en -kwaliteit niet meer in handen heeft.

Om deze exclusiviteit en controle te behouden, investeren coöperaties of samenwerkingsverbanden in beschermde rassen. Ze richten een “club” op en zij laten dan enkel hun club-leden toe om deze interessante clubrassen te planten. Het grote voordeel is dat ze dan zelf de teelt, productie en afzet kunnen sturen en afstemmen op de markt. Voorbeelden van deze clubrassen zijn Kanzi, Pink Lady, Belgica en Morgana. Telers die geen lid zijn hebben dus op geen enkele manier toegang tot deze clubrassen.

Wanneer dit ook allemaal bepaald is… hebben we met wat geluk na een dikke 20 jaar een nieuw appelras in de winkelrekken liggen. Zo’n veredeling is duidelijk geen fruitje van een cent!

Wist je dat...

… de Golden Delicious een toevalszaailing is die begin 1900 in West-Virginia gevonden werd? Tot nu weet men nog steeds niet wie de ouders zijn.

Delen

Tevreden fruiteters